Schenkel0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 1997 3e druk, sterk uitgebreid/1e druk: 1953 [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Schenkel": blz.: 402 (Ook: 'schinkel'. 1e betekenis: Gebogen deel van een spitsboog; ook ieder van de in gebogen vorm gehouwen stenen waaruit een spitsboog is opgebouwd. 2e betekenis: "Gebogen houten element, o.a. als kapspant of formeel toegepast, opgebouwd uit rond uitgezaagde planken, die in horizontale richting in twee of meer lagen op elkaar gespijkerd zijn", met citaat uit 1785. 3e betekenis: "Gebogen deel an een kapconstructie bij ribben met houten tongewelf of koepeldak".)